Wat ? Hoe hoog is die boete ?

Wie een (mest)boete krijgt opgelegd voor het niet voldoen aan de gebruiksnormen of de verantwoordingsplicht schrikt zich vaak het spreekwoordelijke hoedje over de hoogte van het bedrag waarmee men wordt geconfronteerd. Een boete van meerdere tienduizenden euro’s lijkt eerder regel dan uitzondering. De eerste reactie is vaak dat het boetebedrag buiten elke proportie en niet reëel is. Wanneer dit argument op deze wijze wordt geformuleerd in een zienswijze is het nooit en direct een aanleiding voor matiging van een boete. Maar wat dan wel ? Een bestuurlijke boete heeft enerzijds het doel om af te schrikken (het zogenaamd ontmoedigen van non-conform gedrag). Anderzijds is het doel om een overtreder het onterecht genoten financieel voordeel te ontnemen. In de… Lees meer

Lees verder

UPDATE: beperkt uitstel uitrijverbod voor bouwland

Alleen voor bouwland waar een groenbemester of winterkoolzaad wordt ingezaaid wordt het uitrijverbod voor drijfmest met twee weken verlengd. Dat besluit heeft Staatssecretaris van Dam in een brief gericht aan de Tweede Kamer medegedeeld. Met het besluit, dat vergelijkbaar is met de in 2015 verleende vrijstelling,  wordt tegemoet gekomen aan een verzoek vanuit de sector.  Het besluit is ingegeven door de weersomstandigheden van de afgelopen maanden waardoor op akkerbouwbedrijven de oogst wat later ligt dan gebruikelijk. Daardoor lukt het in veel gevallen niet om tijdig mest uit te rijden en een groenbemester of winterkoolzaad in te zaaien. De periode waarin het uitrijden van drijfmest is toegestaan wordt daarom in 2016 met twee weken verlengd, tot en met 15 september. Voorwaarde… Lees meer

Lees verder

Snel duidelijkheid over eventuele vrijstelling uitrijdperiode

Volgens het Besluit gebruik meststoffen (hierna: BGM) is het niet toegestaan na 31 augustus drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib aan te wenden. Op 17 augustus 2016 heeft Cumela Nederland een verzoek ingediend om de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib vanwege de bijzondere weersomstandigheden te verlengen tot 16 september, maar liever nog tot 1 oktober’. Op basis van artikel 64 van de Wet bodembescherming kan vrijstelling worden verleend, nadat de Technische commissie bodem (hierna: TCB) is gehoord en voor zover het belang van de bescherming van de bodem zich niet tegen de vrijstelling verzet. Naar aanleiding van het verzoek van Cumela heeft de Staatssecretaris dan ook de TCB om advies gevraagd.… Lees meer

Lees verder

Onafhankelijke monstername bij dikke fractie verplicht in 2017

Al eerder berichtten we op deze site over het feit dat de internetconsultatie van de Wijzigingsregeling van de Uitvoeringsregeling is opengesteld. Hierin is onder andere opgenomen dat vaste mestmonsters van dikke fractie vanaf 2017 alleen mogen worden genomen door onafhankelijke monsternemers van een geaccrediteerde en erkende organisatie en niet meer door vervoerders zelf. De staatssecretaris wil deze regeling opnemen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (URM) en per 1 januari 2017 in werking laten treden. Met de nieuwe regeling willen de overheid en het bedrijfsleven de fraude met vaste mest terugdringen en de handhaving van het mestbeleid versterken. Onder de nieuwe regeling is onafhankelijke monstername bij de afvoer van dikke fractie na mestscheiding… Lees meer

Lees verder

Matiging mestboete bij overschrijden redelijke termijn

Procedures rond een opgelegde mestboete kunnen lang duren, soms zelfs jarenlang. Maar wanneer is nu nog sprake van een redelijke termijn en wanneer duurt het echt te lang? Dat bepaalt de rechtbank. Volgens vaste jurisprudentie onderzoekt de bestuursrechter ambtshalve of in een zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is verstreken na afloop van de termijn van zes weken voor het doen van uitspraak (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 februari 2010, ECLI:RVS:2010:BL3354 en het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.13.2). In zaken waarin een bestuurlijke boete wordt… Lees meer

Lees verder

Vervanging grasland op zand- of lössgrond bij waterschade door overvloedige regen tijdelijk toegestaan

Boeren op zand- of lössgrond, waarbij het grasland als gevolg van de overvloedige regenval ernstige schade heeft opgelopen krijgen de mogelijkheid om de graszode te vernietigen en het grasland opnieuw in te zaaien. Het vernietigen van de graszode is op deze grondsoorten in deze periode, volgens artikel 4b, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm besluit). Tot  en met 15 september 2016 wordt vrijstelling van dit verbod  verleend wanneer: de verwachte grasopbrengst door wateroverlast naar verwachting tenminste 25% lager is dan in een jaar zonder wateroverlast; de totale oppervlakte beschadigd grasland tenminste 5% bedraagt van de oppervlakte grasland die bij het bedrijf in gebruik is; een geregistreerd schade-expert in een op het bedrijf te bewaren rapport bevestigt… Lees meer

Lees verder

Is genoten financieel voordeel een argument voor matiging van een mestboete?

Onlangs deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) uitspraak in een zaak waarin partijen geen geschil hadden over het feit of er wel of geen overtreding van de Meststoffenwet (hierna: Msw) had plaatsgevonden, maar wel over de hoogte van de boete die daarvoor werd opgelegd. Tussen partijen  is niet in geschil dat de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen met 4.767 kilogram stikstof is overschreden en de fosfaatgebruiksnorm met 3.225 kilogram. Wel in geschil is de stelling van appellante dat de hiervoor opgelegde boete van € 51.106,50 geenszins in verhouding staat tot het financieel genoten voordeel en daarmee zou moeten worden gematigd. Appellante heeft hiertoe in hoger beroep aangevoerd dat zij niet behoort tot… Lees meer

Lees verder

Bewijslast naleving gebruiksnormen ligt altijd bij agrarisch bedrijf

Onlangs deed het College van beroep voor het bedrijfsleven (het College) uitspraak in een zaak die nogmaals aangeeft dat binnen de Meststoffenwet (Msw) de bewijslast met betrekking tot de naleving van de gebruiksnormen altijd ligt bij degene die dierlijke mest op het bedrijf produceert (verantwoordingsplicht) of aanvoert. Een goede administratie met de juiste onderliggende stukken (op papier) is daarvoor essentieel en kan een heleboel ellende voorkomen. In deze casus exploiteren appelanten een agrarisch bedrijf. Het bedrijf is gecontroleerd in het kader van een landelijk onderzoek naar levering van mest waarbij sprake was van een fictieve afnemer bekend onder “[naam 4]”. De bevindingen van het onderzoek met betrekking tot het bedrijf van appelanten zijn vastgelegd in… Lees meer

Lees verder

Inventarisatie gegevens fosfaatrechten

Momenteel wordt het wetsvoorstel voorbereid  waarmee een stelsel van fosfaatrechten voor de melkveehouderij zal worden ingevoerd. Naar verwachting zal dit stelsel ingaan op 1 januari 2017. Vooruitlopend daarop is de overheid begonnen met de voorbereidingen voor de invoering van deze rechten. De rechten zullen worden toegekend aan bedrijven die op 2 juli 2015 melkvee hielden en waar op 1 januari 2017 nog sprake is van een landbouwbedrijf. Als onderdeel daarvan heeft RVO de informatie die van belang is voor het vaststellen van het aantal rechten verzameld. Bedrijven worden nadrukkelijk opgeroepen om de gegevens te controleren. Op de website van RVO kunnen de bedrijven deze gegevens inzien en wijzigen. Hiervoor kan de optie ‘direct regelen’ op de website van RVO… Lees meer

Lees verder

Landbouwgrond: agrarische bestemming niet relevant, feitelijk gebruiksdoel wel!

Onlangs deed het College voor Beroep van het bedrijfsleven (hierna: CBb) uitspraak in onderstaande zaak: Aan een melkveehouderij gelegen in de provincie Zuid Holland (hierna: appelante) werd een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.001,- wegens overtreding van artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw). De staatssecretaris (hierna: verweerder) heeft geconcludeerd dat appellante niet onder de gebruiksnormen is gebleven. Appellante had bij de Gecombineerde Opgave een perceel gelegen in de provincie Groningen opgegeven dat door verweerder bij de berekening van het gebruik van meststoffen niet als gebruiksruimte is meegerekend. Volgens de staatssecretaris betrof het geen landbouwgrond en was het bovendien niet feitelijk in gebruik bij het bedrijf van appellante. Het bezwaar van appellante is ongegrond verklaard. Het beroep tegen… Lees meer

Lees verder