Door middel van een brief gericht aan de Tweede Kamer heeft Staatssecretaris Van Dam de percentages van het fosfaatoverschot dat veehouders in 2016 verplicht moeten verwerken bekend gemaakt. Deze percentages hebben betrekking op dat deel van de geproduceerde fosfaat die niet op een bedrijf zelf kan worden geplaatst dat verplicht moet worden verwerkt of verplicht moet laten verwerken. Doel van deze verplichting is om mestverwerking en -export een collectieve verantwoordelijkheid te maken en daarmee meer rust op de binnenlandse mestmarkt te scheppen.
Met betrekking tot de benodigde hoogte van deze percentages had de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) eerder dit jaar een advies uitgebracht. In dit advies was een behoorlijke stijging van de percentages voorzien. Vanuit de praktijk werd in reactie daarop echter ook aangegeven dat het van belang is dat de verwerkingspercentages realistisch en haalbaar dienen te zijn. Dit zodat ondernemers ook daadwerkelijk kunnen voldoen aan de verplichting die hen wordt opgelegd.
De nu bekend gemaakte percentages vormen als het ware een compromis, waarin wordt gesteld dat men in twee stappen tot een evenwicht wil komen tussen de hoeveelheid fosfaat die wordt geproduceerd in ons land en de hoeveelheid die worden geplaatst, waarbij de verplichte verwerking het uiteindelijke verbindende element is. Voor 2016 is een verhoging van de percentages voorzien, maar niet tot het niveau dat oorspronkelijk was voorgesteld. De cijfers die nu worden genoemd liggen ook nog lager. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de cijfers die voor 2017 worden genoemd indicatief zijn. In 2016 zal de CDM een nieuwe berekening uitvoeren om te komen tot de percentages die nodig zijn om in 2017 tot het genoemde evenwicht te komen.
De gebiedsindeling zoals die tot nu toe werd gehanteerd met betrekking tot de percentages blijft ook in de in de komende jaren gehandhaafd. In onderstaande tabel zijn de percentages en de ontwikkeling daarvan voor de verschillende gebieden, zoals die in de brief worden genoemd, weergegeven.
Zoals hierboven al gesteld kwam de CDM in haar eerdere advies uit op hogere percentages, namelijk 74, 62 en 10 procent voor respectievelijk de gebieden Zuid, Oost en Overig. De nu genoemde waarden voor 2017 zijn lager, maar kunnen dus, op basis van nieuwe berekeningen in 2016, worden bijgesteld.
In ieder geval is er nu duidelijkheid over de percentages voor 2016: 55 procent voor gebied Zuid, 35 procent voor gebied Oost en 10 procent voor gebied Overig.
Lees hier de volledige brief.