Onlangs deed het College voor Beroep van het bedrijfsleven (hierna: CBb) uitspraak in groot aantal beroepszaken waarin door even zoveel melkveehouders (hierna: appellanten), elk afzonderlijk, beroep was aangetekend tegen de vaststelling van de melkveefosfaatreferentie (hierna: MVFR) voor hun bedrijf.
Appellanten exploiteren agrarische bedrijven met melkvee. De Staatssecretaris van economische zaken (hierna: verweerder) heeft voor elk bedrijf met melkvee een MVFR vastgesteld op basis van de bij verweerder bekende referentiegegevens van het gemiddeld aantal gehouden stuks melkvee (inclusief jongvee) en de oppervlakte grond die bij het bedrijf in gebruik was in 2013.
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de voor hun bedrijf vastgestelde MVFR met, naast een aantal per bedrijf specifieke elementen zoals tijdelijk minder dieren of tijdelijk meer grond, onder andere als argument dat de ingevoerde maatregelen het ongestoord genot van hun eigendom aantasten zonder dat daar schadevergoeding tegenover staat. Hierbij werd verwezen naar artikel 1 van het Eerste Protocol (hierna: EP) bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), dat onder andere hierop ziet.
In haar uitspraak oordeelt het CBb dat de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (hierna: Wvgm) een stelsel van maatregelen is gericht op de regulering van eigendom van melkveehouders en dat dit stelsel een inbreuk vormt op het recht op ongestoord genot van eigendom. Vervolgens doet de vraag zich voor of deze inbreuk gerechtvaardigd is. Hierover oordeelt het CBb als volgt:
- Er was sprake van voorzienbaarheid: de maatregelen zijn neergelegd in de wet die ook is gepubliceerd. Daarnaast heeft verweerder een vooraankondiging voor de MVFR aan alle betrokkenen verstuurd.
- De maatregel dient een algemeen belang: de rechtvaardiging van een inbreuk op het ongestoord genot van eigendom moet zijn gelegen in het algemeen belang. De wetgeving heeft tot doel het milieu te beschermen en te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de afspraken met betrekking tot de Nitraatrichtlijn.
- Er wordt voldaan aan de voorwaarde van ‘fair balance’. Een inbreuk op het ongestoord genot van eigendom is alleen gerechtvaardigd indien sprake is van een zogenaamde ‘fair balance’ tussen de algemene belangen en de bescherming van individuele rechten. Melkveehouders konden er naar het oordeel van het CBb in redelijkheid niet op vertrouwen dat de wetgeving met betrekking tot de Meststoffenwet ongewijzigd zou blijven. Daarnaast acht het CBb het van belang dat sprake is van een ondernemersrisico.
Op basis van bovenstaande overwegingen komt het CBb tot het oordeel dat de toegekende MVFR in zijn algemeenheid voldoet aan de in het kader van artikel 1 van het EP te stellen eisen van proportionaliteit.
Vervolgens gaat het CBb in op de vraag of in individuele situaties wel sprake kan zijn van een buitensporige last, waardoor niet aan de eisen van proportionaliteit (fair balance) wordt voldaan en aanspraak kan bestaan op passende maatregelen ter compensatie. Ten aanzien daarvan heeft het CBb overwogen dat verweerder dit – gelet op de vereiste belangenafweging alsmede in het licht van de mogelijkheden tot ontheffing, zoals opgenomen in de Meststoffenwet – onvoldoende heeft beoordeeld. Het CBb heeft verweerder dan ook opgedragen de bezwaren van een aantal van de appellanten opnieuw te beoordelen en te motiveren.
Hoewel het systeem van de MVFR in zijn algemeenheid overeind blijft, moeten in geval van bezwaar naast de algemene beoordeling van de systematiek ook een specifieke beoordeling voor het bedrijf in kwestie worden opgesteld.