De Kringloopwijzer (hierna: KLW) beschrijft onder andere de mineralenkringloop op melkveehouderijbedrijven. De KLW bouwt in dit kader voort op de bedrijfsspecifieke excretie (BEX) die als handreiking sinds 2006 binnen de Nederlandse wet- en regelgeving in gebruik is in het kader van de verplichtingen die volgen uit het stelsel van gebruiksnormen, het stelsel van verplichte mestverwerking en het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei melkveehouderij. Daarin biedt de BEX de mogelijkheid om aan de hand van bedrijfsspecifieke gegevens de mestproductie te bepalen.
Deze rol van BEX blijft vooralsnog onveranderd. In het kader van het stelsel van fosfaatrechten wordt melkveehouders vooralsnog echter niet de mogelijkheid geboden om bij de verantwoording af te wijken van de wettelijk vastgestelde excretieforfaits. De regering is met de partijen uit de zuivelketen overeengekomen dat voor een bedrijfsspecifieke verantwoording in het kader van onderhavig stelsel de inzet moet zijn om deze te baseren op een systematiek die ziet op de gehele mineralenkringloop op het bedrijf. Hiermee valt niet alleen de BEX af, maar vooralsnog, zo concludeert de Staatssecretaris vervolgens, is er geen systematiek voorhanden die borgt dat de mineralenkringloop op een bedrijf op een juiste wijze wordt vastgesteld. .
Om bedrijfsspecifieke verantwoording in het kader van de fosfaatrechten in de toekomst alsnog mogelijk te maken is in het wetsvoorstel, onder artikel 21b, tweede lid, wel een voorziening opgenomen die het mogelijk maakt om gebruik te maken van ‘een door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen methode en onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden‘ aan te wijzen methode van bedrijfsspecifieke verantwoording. Daarbij is aangegeven dat daarvoor het gebruik van de KLW het meest voor de hand ligt. Voorwaarde is dan wel dat de systematiek en rekenregels van de KLW onafhankelijk en wetenschappelijk worden getoetst, de KLW privaat (dus door het landbouwbedrijfsleven) geborgd wordt en dat er duidelijke criteria zijn op basis waarvan vastgesteld kan worden welke bedrijven wel en welke bedrijven niet op een verantwoorde wijze hun mineralenkringloop kunnen verantwoorden met de KLW. Dus overheid stelt voorwaarden, de sector dient het aan te tonen dat aan die voorwaarden is voldaan en de overheid beslist of dat inderdaad ook zo is.
De vraag is dan ook: kan de KLW deze eisen invullen? Een onlangs verschenen rapport van het Louis Bolk instituut beantwoord die vraag met een duidelijk neen. De conclusie van het rapport is dat, de KLW weliswaar betrouwbaarder is dan de BEX, maar nog niet geschikt is als beleidsinstrument. De KLW moet op een aantal punten verder uitgewerkt of verbeterd worden, de gevoeligheid voor (invul)fouten en fraude moet worden verbeteren en er is wetenschappelijke verantwoording en validatie zijn nodig. Dit laatste wordt momenteel bekeken door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet die uiterlijk in november hun bevindingen op zullen leveren.
Tot het moment waarop de Minister een methode aanwijst op basis waarvan bedrijven met melkvee bedrijfsspecifiek verantwoording af kunnen leggen dienen bedrijven met melkvee op basis van de forfaitaire excretiewaarden uit de Meststoffenwet verantwoording af te leggen binnen het stelsel van fosfaatrechten. De kans dat dit lukt voor 2017 is erg klein. Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen naar aanleiding van het Wetsvoorstel geeft de staatssecretaris zelf aan dat hij invoering van de kringloopwijzer voorafgaand aan de generieke korting in 2018 onaannemelijk vindt (zie ook de tweet hierboven). Nu moet het Wetsvoorstel natuurlijk nog in de Tweede Kamer worden behandeld en kunnen er ook met betrekking tot dit aspect nog wijzigingen worden doorgevoerd. Echter het is zeker zinnig om nu al nadrukkelijk rekening houden met een scenario waarin dit niet het geval is en tenminste in 2017 zal moeten worden gewerkt met de voorgeschreven excretieforfaits.