Een populaire zoekterm waarop deze site regelmatig wordt gevonden door zoekmachines als google is: ‘mestafzet naar particulieren’. In het verleden hebben we de regels (en de vrijstellingen) daaromtrent al eens samengevat.
Heel vroeger gold de uitzondering om op basis van geschat gewicht en de forfaitaire normen een kleine hoeveelheid mest af te zetten naar particulieren alleen voor vaste mest. Later werd de uitzondering uitgebreid naar alle mestsoorten (dus ook dunne mest). Weer later werd deze uitzondering weer enigszins ingeperkt. Gezien de periode van het jaar is het wellicht goed om nog eens te wijzen op deze meest recente inperking, die dateert van 2015 en die inhoudt dat de vrijstelling van bemonsteren en analyseren niet geldt voor producten die ontstaan na scheiding van rundvee- of varkensmest oftewel gier, filtraat of koek na mestscheiding.
Kortweg hebben we het dan over de gehalten van de mestcodes 11, 13, 41 en 43. Voor deze mestcodes geldt dat de gehalten altijd door middel van bemonstering en analyse moeten worden bepaald. Bij de aanvoer op of afvoer van het bedrijf van deze mestcodes mag dus niet worden gewerkt met de forfaitaire gehalten. Dit geldt overigens niet alleen voor de uitzonderingsregel rond afvoer naar particulieren, maar houdt in dat bij alle uitzonderingen op de bemonsteringsplicht (bijvoorbeeld boer-boertransport, Vogelaar-variant, levering aan particulieren, enzovoort) er voor deze scheidingsproducten toch moet worden bemonsterd en geanalyseerd. Bovendien geldt de verplichting tot bemonsteren en analyseren voor mengsels van andere mestsoorten met gier en filtraat of koek na mestscheiding
Bovenstaande volgt uit Artikel 83a lid 1 van de uitvoeringsregeling Meststoffenwet: ‘Indien de dierlijke meststoffen, bedoeld in de artikelen 84 tot en met 91, bestaan uit gier en filtraat na mestscheiding of koek na mestscheiding, wordt, in afwijking van de artikelen 84 tot en met 91, het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen genomen monster.’ Waarbij de genoemde artikelen betrekking hebben op de verschillende uitzonderingsmogelijkheden van de bemonsterings- en analyseplicht: artikel 84 (Boer-Boer transport), artikel 85 (mestafzet via de zogenaamde Vogelaar variant), artikel 86 (mestafzet naar particulieren), artikel 87 (mestafzet naar eigen percelen gelegen in het buitenland), artikel 88 (vrijstelling konijnengier), artikel 89 (vrijstellingen voor bepaalde transporten van mest afkomstig van paarden en ponys), artikel 90 (mest afkomstig van van hobbydieren), artikel 91 (mest naar natuurterrein dat behoort tot het eigen bedrijf).
Vervolgens stelt Artikel 83a lid 1 van de uitvoeringsregeling Meststoffenwet: De artikelen 77 tot en met 80 zijn van overeenkomstige toepassing. De artikelen hebben betrekking op analyse en mengmonsters (artikel 77), bemonstering (artikel 78) automatische verpakking van het monsters (artikel 79), verzending van het monster (artikel 80). De gewichtsbepaling (artikel 76) valt daar dus buiten. Er mag dus nog wel op basis van geschat gewicht worden gewerkt, maar dat is dan ook het enige.
Mocht bovenstaande van toepassing zijn, onthoud dan in ieder geval in de gaten dat voor de producten van mestscheiding altijd een monster moet worden genomen.