Door middel van een brief gericht aan de Tweede Kamer heeft Staatssecretaris Van Dam de percentages  van het fosfaatoverschot dat veehouders in 2017 verplicht moeten verwerken bekend gemaakt.

Deze percentages hebben betrekking op dat deel van de geproduceerde fosfaat die niet op een bedrijf zelf kan worden geplaatst. Een deel daarvan moet verplicht worden verwerkt of moet men verplicht laten verwerken. Het doel van deze verplichting is het bereiken van evenwicht op de Nederlandse mestmarkt.

Jaarlijks worden de percentages verplichte mestverwerking vastgesteld op basis van actuele gegevens over de nationale fosfaatproductie en de plaatsingsruimte van fosfaat binnen de Nederlandse landbouw. De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet stelt daartoe een advies opdat wordt getoetst in een klankbordgroep met sectorpartijen (LTO, NVV, NVP en Cumela).

De gebiedsindeling zoals die tot nu toe werd gehanteerd met betrekking tot de percentages blijft ook in 2017 gehandhaafd. In onderstaande tabel zijn de percentages en de ontwikkeling daarvan voor de verschillende gebieden, zoals die in de brief worden genoemd, weergegeven. Met betrekking tot 2017 valt vooral de stijging van de verwerkingsplicht in gebied Oost op.

mestverwerkingspercentages-2017

Deze stijging was echter al aangekondigd: de percentages liggen dicht bij de percentages die reeds aangekondigd waren in de brief over de percentages verplichte mestverwerking 2016. Daarin was sprake van 50% voor gebied Oost, 60% voor gebied Zuid en 10% voor gebied Overig. De nu vastgestelde normen wijken daar dus weliswaar iets, maar niet veel vanaf. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat hij in de loop van 2017 opnieuw advies zal vragen over percentages voor verplichte mestverwerking in 2018 op basis van de dan actuele gegevens over de nationale fosfaatproductie en de plaatsingsruimte van fosfaat binnen de Nederlandse landbouw.