Per 1 januari 2019 zijn de gewascodes voor grasland die dienen te worden gebruikt voor de Gecombineerde Opgave gewijzigd. De meest opvallende wijziging is dat gewascode 336 voor grasland (natuurlijk grasland, hoofdfunctie natuur) is komen te vervallen. Voor de percelen die in 2018 gewascode 336 hadden, moet in 2019 de gewascode 265 of 331 worden gebruikt. Welke code van toepassing is, is afhankelijk van de (verwachte) drogestof opbrengst per ha. Een kort overzicht van de gewascodes voor grasland in 2019.
Uitgesloten percelen
Om betalingsrechten te kunnen verzilveren op een perceel moeten dit perceel overwegend voor landbouwactiviteiten worden gebruikt. Op de percelen mogen weliswaar niet-landbouwactiviteiten plaatsvinden, echter de duur van deze activiteiten mag niet meer dan 90 dagen per jaar plaatsvinden. Daarnaast zijn percelen met meer dan 50 bomen per hectare uitgesloten van betalingsrechten.
Grasland
Voor percelen (die voor een deel) bestaan uit grasland zijn voor 2019 vijf gewascodes beschikbaar. De indeling vindt in eerste instantie plaats op basis van de opbrengst aan drogestof per hectare:
Hoger dan 5 ton:
- gewascode 266: Tijdelijk grasland.
- gewascode 265: Blijvend grasland
Lager dan 5 ton:
- gewascode 331: Grasland natuurlijk, wel landbouwactiviteiten
- gewascode 332: Grasland natuurlijk, beperkte landbouwactiviteiten
- gewascode 335: Natuurterrein (hoewel deze gewascode niet wordt gezien als grasland).
Bij een hogere opbrengst dan 5 ton drogestof per ha dient het perceel te worden geboekt onder gewascode 265 (blijvend grasland) of gewascode 266 (tijdelijk grasland). Gewascode 266 dient daarbij te worden gebruikt voor grasland dat minder dan vijf jaar aaneengesloten grasland is geweest.
Wanneer sprake is van een drogestofopbrengst van minder dan 5 ton drogestof per ha dan is gewascode 331 (natuurlijk grasland, wel landbouwactiviteiten) mogelijk van toepassing. Dan moet wel sprake zijn van een landbouwkundig gebruik en moet het perceel tenminste eenmaal per jaar worden gemaaid.
Dit betekent dat ook extensief gebruikt grasland onder deze categorie kan vallen. Het betreft dan voor de ‘Meststoffenwet’ gewoon landbouwgrond, maar het wordt op basis van het opbrengstcriterium voor de Gecombineerde Opgave onder natuurlijk grasland geboekt.
Het omgekeerd kan ook het geval zijn. Het kan voor komen dat natuurterrein dat als grasland wordt gebruikt een opbrengst van meer dan 5 ton droge stof per ha heeft. In dat geval moet dan gewascode 265 worden gebruikt.
Bovenstaande betekent dat ook gronden die voor de ‘Meststoffenwet’ als natuur worden aangeduid, voor de gecombineerde opgave als landbouwgrond gelden. Echter wanneer uit de gebruiksovereenkomst blijkt dat er beperkingen zijn met betrekking tot de beschikkingsmacht wordt het perceel voor de Meststoffenwet dat weer niet als landbouwgrond aangeduid en kunnen er geen gebruiksnormen aan worden ontleend.
Percelen met een lagere opbrengst en zonder of met weinig landbouwactiviteiten moeten onder gewascode 332 worden opgegeven bij de gecombineerde opgave. Indien de grond meer dan 50% (of geheel) ‘verruigd’ is en het aandeel gras beperkt is, kan ook gekozen worden voor de gewascode 335. Het onderscheid met gewascode 332 is niet strikt te maken. Beiden komen echter niet in aanmerking voor betalingsrechten of gebruiksnormen.
Resumerend betalingsrechten
Resumerend vinden op percelen met grasland onder de gewascodes 265, 266 en 331 landbouwactiviteiten plaats en kunnen deze worden gebruikt voor de uitbetaling van betalingsrechten, indien dit grasland feitelijk bij het bedrijf in gebruik is als landbouwgrond.
Gebruiksnormen
Voor de ‘Meststoffenwet’ is naast het feitelijke gebruik ook van groot belang of de gebruiker voldoende beschikkingsmacht heeft over de betreffende percelen. Het begrip beschikkingsmacht betekent dat de gebruiker in de praktijk in staat is het teeltplan en het bemestingsplan op elkaar af te stemmen en deze plannen in hun samenhang te realiseren’. Dit binnen de landbouwpraktijk van het bedrijf. In een groot aantal overeenkomsten voor het gebruik van percelen extensief gebruikt grasland is echter geen sprake van feitelijke beschikkingsmacht. Vaak zijn beperkende voorwaarden opgenomen die betrekking hebben op het gebruik en het bemestingsplan beïnvloeden (er mogen maar een bepaald deel van het jaar dieren worden geweid, met een maximale veebezetting, er mag geen of een bepaalde hoeveelheid en soort mest op, er worden eisen gesteld aan het kunstmestgebruik, er worden eisen aan het maaibeheer gesteld). Daarnaast maakt een overeenkomst soms melding van zaken die door het waterschap zelf worden geregeld op de dijken. Het geheel van die voorwaarden kan tot de conclusie leiden dat geen sprake is van feitelijke beschikkingsmacht.
Primaire waterkeringen
Wanneer een bedrijf een primaire waterkering in gebruik heeft, waar men niet de feitelijke beschikkingsmacht over heeft, moet dit aangegeven worden in de opgave. Dit heeft gevolgen voor de mestgebruiksnormen.
Klik hier voor het stroomschema van RVO