Onlangs deed de Rechtbank Limburg uitspraak in een zaak waarin sprake was van dubbele, dubbele beboeting voor dezelfde overtreding. Kon dit zomaar?
Wat was de situatie? Eiseres BV houdt zich onder meer bezig met de opslag van mest. Eiser is bestuurder van eiseres BV. Zusteronderneming BV, waarvan eiser eveneens bestuurder is, houdt zich onder meer bezig met mesthandel-, vervoers- en transportactiviteiten.
De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) heeft eiseres BV gecontroleerd op naleving van de Msw. Daarbij is gebleken dat (onder andere) op elf vervoersbewijzen dierlijke meststoffen (VDM’s) door de leverancier (feitcode M305) gegevens zijn gewijzigd of onleesbaar zijn gemaakt. Hiervoor wordt per VDM een boete van € 300,- opgelegd. In het totaal dus € 3.300,-.
Dit boetebedrag wordt echter afzonderlijk opgelegd aan zowel eiseres BV, als aan eiser als bestuurder van eiseres BV, de zusteronderneming BV en nogmaals aan eiser als bestuurder van deze zusteronderneming BV.
In beroep is door eisers BV aangevoerd dat hiermee sprake is van het meermaals straffen voor eenzelfde overtreding. Dit is (het ne bis in idem principe) en daarnaast dat het boetebedrag onevenredig hoog is nu het bedrag viermaal wordt opgelegd.
De rechtbank merkt in dit kader op dat de overtredingen met betrekking tot de elf VDM’s afzonderlijk zijn begaan door eiseres BV als leverancier (en eiser in zijn hoedanigheid als feitelijk leidinggevende van eiseres BV) en de zusteronderneming BV (en eiser in zijn hoedanigheid als feitelijk leidinggevende van zusteronderneming BV) en voor deze overtredingen afzonderlijk beboet.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder de rechtspersoon en de leidinggevende van deze rechtspersoon voor de door hen afzonderlijk verrichte activiteiten en voor hun eigen rol in deze overtredingen beboeten. Eiser en eiseres BV zijn in dit verband als leidinggevende respectievelijk de rechtspersoon immers zelfstandige dragers van rechten en plichten. Ditzelfde geldt voor eiser en de zusteronderneming BV. De rechtbank concludeert daarmee dat geen sprake is van dubbele beboeting en verwijst in dit verband ook naar de uitspraak van het CBb van 7 augustus 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:413).
Over de beroepsgrond dat het totaal opgelegde boetebedrag niet evenredig is overweegt de rechtbank dat artikel 5:46, derde lid, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere bestuurlijke boete oplegt, indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Nu in Bijlage M van de Uitvoeringsregeling per feitcode vermeld staat welke wettelijke bepalingen zijn overtreden en welke boetes hieraan gekoppeld zijn is hier sprake van wettelijk vastgelegde boetes. Het is in dit verband aan eisers om op basis van bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken dat de van toepassing zijnde boetes met feitcodes M166 en M305 (€ 300,00 per overtreding) in deze zaken te hoog zijn (artikel 5:46, derde lid, van de Awb).
Met hun betoog dat sprake is van (tweemaal) dubbele beboeting hebben eisers, zo vat de rechtbank het betoog van eisers in dit verband op, de verwevenheid tussen de bedrijven enerzijds en met eiser anderzijds als bijzondere omstandigheid aangevoerd. Verweerder heeft met die verwevenheid bij de beoordeling van de evenredigheid van de op te leggen boetes geen rekening gehouden.
De beboeting leidt er gelet op deze verwevenheid toe dat eiser (via zijn ondernemingen) viermaal in zijn vermogen wordt geraakt (vergelijk de hiervoor aangehaalde uitspraak van de CBb van 7 augustus 2018 en de uitspraak van de CBb van 25 januari 2017, ECLI:NL:CBB:2017:14). De rechtbank is dan ook van oordeel dat de financiële verwevenheid in dit geval tot matiging moet leiden omdat het onevenredig is om eiser voor deze overtredingen viermaal in zijn vermogen te treffen. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser feitelijk 100% aandeelhouder is van beide bedrijven (eiseres BV en de zusteronderneming BV). Dit zijn kleinschalige bedrijven die ook wat betreft het personeelsverband sterk met elkaar zijn verweven: bij beide bedrijven werken dezelfde twee vaste medewerkers, namelijk eiser en één werknemer (aangevuld met uitzend-/seizoensarbeiders). De overtredingen zijn feitelijk begaan door deze twee personen. De totale boete die voor deze overtredingen is opgelegd, staat daarmee, aldus de rechtbank, niet meer in verhouding tot de ernst van de feitelijke gedraging. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de boetes voor feitcode M305 te matigen met 20%.
Lees hier de volledige uitspraak: