In een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant kwam de vraag rond matiging van het boetebedrag bij een niet correct geregistreerde Driepartijenovereenkomst (DPO) aan de orde.

In de gegeven situatie heeft de NVWA na een onderzoek geconcludeerd dat een melkveehouder in 2017 niet heeft voldaan aan de regionale mestverwerkingsplicht en de mestverwerkingsplicht in het kader van de Verantwoorde Groei Melkveehouderij (VGM). Wat betreft de regionale mestverwerkingsplicht zou  980 kilogram fosfaat en voor de VGM zou 724 kilogram fosfaat te weinig zijnverwerkt. De minister heeft de melkveehouder voor die overtredingen een boete opgelegd van € 16.869,60.

In het beroep heeft de veehouder gewezen op een DPO die is aangegaan met [bedrijven] voor verwerking van 1.122 kilogram fosfaat. Deze DPO is door de minister niet is meegenomen in de boeteberekening. De veehouder heeft daarbij erkend dat de DPO niet het jaar 2017 vermeldt, niet namens haar is ondertekend en door haar ook niet is geregistreerd in het digitale dossier van rvo.nl, maar de melkveehouder is desondanks van mening dat de minister hieraan ten onrechte de conclusie heeft verbonden dat deze mest niet zou zijn verwerkt. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de DPO niet aan deze eisen voldoet. In haar uitspraak volgt de rechtbank dit standpunt van de minister.

Subsidiair voerde de melkveehouder aan dat de opgelegde boete moet worden gematigd. Daarbij werd gewezen op de publicatie ‘Boetebeleid Meststoffenwet RVO‘ van 15 oktober 2020, waarin staat vermeld  dat bij een eerste overtreding van de regels voor DPO omdat niet is voldaan aan één van de voorwaarden van de DPO, wanneer er  onvoldoende mest is verwerkt, de boete eenmalig wordt gematigd tot een bedrag van € 2.000. Dit betekent dat als het bedrijf in een het jaar na het controlejaar ook niet voldoet aan een van de voorwaarden  onder hoofdregel 8, dan komt het bedrijf niet meer in aanmerking voor een  matiging van € 2.000.

In haar uitspraak volgt de rechtbank het door de melkveehouder gestelde niet. De rechtbank is het met de minister eens dat het matigingsbeleid van de minister van toepassing is in de situatie dat een DPO niet aan één van de voorwaarden voldoet. In dit geval, zo oordeelt de rechtbank, voldoet de DPO echter niet aan meerdere voorwaarden (jaartal niet vermeld, niet ondertekend en niet geregistreerd in het digitale dossier). Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat de mest daadwerkelijk is verwerkt, aldus de rechtbank.

Dit keer dus niet, maar wellicht dat deze regel in het matigingsbeleid van de minister in andere situaties wel soelaas kan bieden…

Lees hier de volledige uitspraak.