Het is op deze website al vaker aan de orde gekomen: zorg er bij mestopslagen die niet op het eigen terrein zijn gelegen dat kan worden onderbouwd dat deze opslag tot het bedrijf behoort: leg het gebruik schriftelijk vast, zorg dat duidelijk is dat sprake is van het exclusieve gebruiksrecht van de opslag en voeg de opslag toe aan het overzicht van beschikbare mestopslagen in de mestadministratie van het bedrijf. Ook, zo volgt uit onderstaande zaak, al is de betreffende opslag in eigendom.

In deze zaak gaat het over de afvoer van de varkensmest van een bedrijf. Eiseres is een varkens- en pluimveehouderij. De mest van de varkens wordt gescheiden op het bedrijf [adres 1] en de dikke fractie (mestcode 43) wordt door eiseres zelf vervoerd naar haar loods aan de [adres 2] . Van daaruit wordt de mest vervolgens verwerkt door een verwerker (Verwerker).

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een fysieke inspectie uitgevoerd naar de mestverwerking over het jaar 2018. Naar aanleiding van de resultaten daarvan heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geconstateerd dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het afvoeren van varkensmest van haar bedrijf naar de loods.

Als gevolg hiervan is zijn bestuurlijke boetes opgelegd voor een totaalbedrag van € 16.200,- vanwege – kortweg gesteld – overtredingen die samenhangen met het niet vervoeren van de betreffende 30 vrachten mest met een Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (VDM).

Eiseres stelt zich op het standpunt dat de loods tot haar bedrijf behoort. Daarom is sprake van bedrijfsintern transport waardoor de minister ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van de boetes. Eiseres is sinds 2016 eigenaar van de loods. Vanaf dat moment is sprake van een mondelinge gebruiksovereenkomst tussen eiseres en Verwerker voor de compostering, de weegbrug en de loods op de locatie. In 2018 had Verwerker de loods niet in gebruik en kon eiseres de loods gebruiken om mest op te slaan.

De minister stelt dat de loods niet tot het bedrijf van eiseres behoort en daarmee voor de betreffende transporten een VDM had dienen te worden opgemaakt.

Niet in geschil is dat eiseres de juridische eigenaar is van de loods. Dat betekent echter nog niet dat de loods ook deel uitmaakt van het bedrijf van eiseres. De loods ligt namelijk op een terrein met diverse loodsen en stallen. Tussen partijen is niet in geschil dat de loods in elk geval in andere jaren dan 2018 (ook) door ander bedrijven, waaronder Verwerker, in gebruik is geweest.

Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van bedrijfsintern transport stelt eiseres zich op het standpunt dat zij de loods in 2018 zelf in gebruik heeft gehad en dat zij in dat jaar bovendien een exclusief gebruiksgenot heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dit echter niet aannemelijk gemaakt.

Ter zitting is toegelicht dat eiseres en Verwerker steeds bekijken wie de loods het hardst nodig heeft, en dat die partij de loods dan kan gebruiken. Hoe die afspraken tot stand komen en welke afspraken er specifiek ten aanzien van 2018 zouden zijn gemaakt is de rechtbank echter niet duidelijk geworden. Eiseres heeft daarover niets concreets aangevoerd en heeft desgevraagd ook niet kunnen duiden voor welke periode (in 2018) er afspraken zijn gemaakt. Eiseres stelt dat er sprake is van een overlegsituatie tussen haar en Verwerker. Maar, zo stelt de Rechtbank, ook op dit punt heeft zij geen begin van bewijs geleverd dat er vanuit haar opdracht en/of goedkeuring werd gegeven voor het laden van de dierlijke mest vanuit de loods. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat eiseres in 2018 het exclusief gebruiksgenot had van de loods waardoor zij niet gevolgd kan worden in haar stelling dat er sprake is van bedrijfsintern transport.

Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres op grond van artikel 32 van het Ubm verplicht een inzichtelijke administratie bij te houden. In die administratie had de civielrechtelijke titel die het gebruiksgenot verschaft over de loods, opgenomen moeten worden. Ook had in de administratie de capaciteit van de opslagruimte (in dit geval de loods) van het bedrijf opgenomen moeten worden. Ook dat is hier niet gebeurd.

Het beroep is ongegrond. Lees hier de volledige uitspraak
Download hier de tekst van dit bericht als leaflet.