Melkveebedrijven moeten hun grondgebonden karakter behouden en versterken. Dat schrijft staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken in een brief aan de Tweede Kamer waarmee ze de algemene maatregel van bestuur (AMvB) grondgebondenheid aanbiedt. Dat betekent dat melkveebedrijven die uitbreiden dat voor een deel moeten baseren op meer grond.
De AMvB is onderdeel van de Wet verantwoorde groei melkveehouderij die op 1 januari 2015 van kracht is geworden. Deze wet bepaalt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) beperkingen zullen worden gesteld aan de mogelijkheid om grondloos te groeien. De invulling daarvan staat beschreven in de brief van de staatssecretaris.
De AMvB heeft tot doel te borgen dat uitbreiding in de melkveehouderij tenminste gedeeltelijk grondgebonden plaatsvindt. Melkveebedrijven die door uitbreiding extra fosfaat produceren, moeten jaarlijks aantonen dat zij over voldoende grond beschikken om ten minste een deel van de extra fosfaat binnen het bedrijf te kunnen gebruiken.
Uitgangspunt is dat een gestaffeld systeem wordt ingevoerd. Melkveehouders met een fosfaatoverschot van 20 tot en met 50 kilogram per hectare moeten over voldoende grond beschikken om tenminste 25% van de extra fosfaat die zij produceren, binnen het bedrijf te gebruiken. De intensievere bedrijven, bedrijven met een fosfaatoverschot groter dan 50 kilo per hectare, moeten over voldoende grond beschikken om tenminste 50% van de extra fosfaat die zij produceren, binnen het bedrijf te gebruiken. De meest extensieve bedrijven, bedrijven met een fosfaatoverschot kleiner dan 20 kilo per hectare, hoeven niet aan te tonen dat zij over extra grond beschikken als zij meer fosfaat produceren. Hieronder vallen ook de bedrijven die meer grond hebben dan zij nodig hebben om alle fosfaat die wordt geproduceerd te kunnen gebruiken.
Knelgevallenvoorziening
De AMvB bevat een voorziening voor melkveehouders die financiële verplichtingen zijn aangegaan om de toename in fosfaat in zijn geheel te laten verwerken, vóór zij konden weten dat nadere voorwaarden gesteld zouden worden om grondloze groei te voorkomen. Op 7 november 2014 is de nota van wijziging bij het wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2014/2015, 33 979, nr. 17). Melkveehouders die kunnen aantonen dat zij voor deze datum financiële verplichtingen zijn aangegaan voor het verwerken van hun gehele fosfaatoverschot, mogen dat overschot voor de duur van de daartoe afgesloten overeenkomst laten verwerken.
Inwerkingtreding AMvB
De AMvB zal in werking treden op 1 januari 2016. Er wordt aangesloten bij de bestaande systematiek van de Meststoffenwet waarin de fosfaatproductie na afloop van elk jaar wordt verantwoord. Melkveehouders moeten vanaf 2016 na afloop van elk jaar ook verantwoorden dat zij voor de fosfaat die zij in het betreffende jaar produceerden, hebben voldaan aan de verplichtingen die worden opgenomen in de AMvB. Als vanaf 2016 op een bedrijf meer fosfaat wordt geproduceerd dan in 2014, moet de betreffende melkveehouder aantonen dat hij over voldoende grond beschikte. Eventuele toename van fosfaatproductie als het gevolg van uitbereiding van de veestapel in 2015 is niet uitgezonderd van de verplichtingen die in de AMvB worden gesteld. De reikwijdte van de AMvB ziet daarmee ook op 2015. Toename van de fosfaatproductie in 2015 moet vanaf 2016 ook verantwoord worden volgens de verplichtingen van de AMvB.