Er is de afgelopen dagen veel gezegd over de AmvB Verantwoorde groei melkveehouderij. Als één ding duidelijk is, dan is het wel dat nog lang niet alles duidelijk is. Het is dan ook een erg complexe systematiek geworden – met verschillende referentiejaren, waarin zowel de Wet als de AmvB een rol spelen, die soms ook door elkaar worden gehaald – dat niet direct valt te overzien. Mestboete.nl zet de basis van het systeem op een rij.
Artikel 21 eerste lid van de Meststoffenwet (hierna: Msw) stelt dat er een verbod is om fosfaat te produceren met melkvee. Gelukkig zijn op dit verbod zijn een viertal uitzonderingen gegeven:
- Bedrijven die minder dan 250 kg fosfaat produceren (artikel 21, tweede lid, onderdeel a);
- Bedrijven die geen bedrijfsoverschot voor fosfaat hebben (artikel 21, tweede lid, onderdeel b);
- Bedrijven die geen melkveefosfaatoverschot hebben (artikel 21, tweede lid, onderdeel c);
- Bedrijven die 100% van hun melkveefosfaatoverschot in het betreffende kalenderjaar verwerken (artikel 21, tweede lid, onderdeel d);
Bovenstaande is de basis van de Wet. De AmvB grijpt aan op de vierde uitzonderingsgrond door niet zonder meer toe te staan dat het volledige deel van het melkveefosfaatoverschot wordt verwerkt.
Een melkveebedrijf krijgt dus pas met de AmvB te maken wanneer niet aan één van de eerste drie uitzonderingen kan worden voldaan. Omdat de eerste uitzondering alleen voor kleine bedrijven geldt, betekent dit dat een melkveebedrijf alleen met de AmvB te maken krijgt wanneer het (afhankelijk van de situatie) een fosfaatoverschot of een melkveefosfaatoverschot heeft.
Het verschil tussen een fosfaatoverschot en het melkveefosfaatoverschot is de melkveefosfaatreferentie: de beschikking die bedrijven op basis van hun fosfaatoverschot in 2013 onlangs hebben ontvangen. Hiermee kan eigenlijk worden gesteld dat pas wanneer de rekensom: fosfaatproductie in jaar x – fosfaatreferentie – plaatsingsruimte voor fosfaat op de bij het bedrijf geregistreerde grond in jaar x, een positief getal oplevert, de AmvB voor een bedrijf van belang wordt.
In dat geval wordt gekeken naar de AmvB en daarmee naar de toename van de fosfaatproductie door melkvee in jaar x ten opzichte van de fosfaatproductie door melkvee in 2014 (deze laatste wordt waarschijnlijk bepaald op basis van forfaitaire normen). Van de toename van de productie moet een afhankelijk van de bedrijfsintensiteit een gedeelte worden ingevuld door extra grond in het bedrijf te brengen, waarbij geldt hoe hoger het fosfaatoverschot per ha, hoe meer grond.
Belangrijk is dat niet naar het overschot wordt gekeken, maar naar de productie. Geen toename in de fosfaatproductie ten opzichte van 2014, maar wel een positief melkveefosfaatoverschot, bijvoorbeeld omdat de gebruiksnormen lager zijn geworden betekent dat nog wel het volledige melkveefosfaatoverschot moet worden verwerkt, maar geen extra grond hoeft te worden ingebracht.
Het blad Boerderij heeft onlangs een handige Excel-sheet opgesteld op basis waarvan de gevolgen van de AmvB kunnen worden berekend voor een specifieke bedrijfssituatie. Klik hier om de Excel-sheet te downloaden.