De afgelopen weken was er, ook op mestboete.nl, veel aandacht voor de intensivering van de controles op fraude met mestafvoer. Het artikel hiernaast uit ‘Stal en Akker’ is daar een voorbeeld van. Het is geschreven vanuit de distributeurs en transporteurs van mest. De strekking van het artikel is duidelijk: ‘het zijn de cowboys die het verpesten voor de rest’. Het artikel spreekt verder voor zich, behalve de conclusie: ‘boeren krijgen bijna nooit een boete’. Die conclusie strookt niet met de ervaring die we bij mestboete.nl hebben. Integendeel: De hoogste boetes komen vaak bij de boeren terecht. Niet eens door de boete voor het onjuist opmaken van een vervoersdocument mest, maar wel door de invloed die het wegvallen van (een deel van) de afvoer van fosfaat en stikstof heeft op het kunnen voldoen aan de verantwoordingsplicht en de daarmee samenhangende boetes.
Hieronder een voorbeeld van enige tijd geleden (2011):
In deze casus namen controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waar dat een aantal vrachten pluimveemest werden afgevoerd van een pluimveebedrijf naar het bedrijf van de betreffende veehouder. Omdat het bedrijf vaste fractie na scheiding van rundveemest afvoerde met gehalten die ongeveer overeenkwamen met de gehalten in pluimveemest werd een onderzoek ingesteld naar de afgevoerde dikke fractie.
RVO nam daarbij de vervoersdocumenten mest en analyses als uitgangspunt. Die gaven een hoeveelheid afgevoerde dikke fractie rundveemest van 105 ton met daarin 1.394 kg fosfaat (13,2 kg per ton) en 4.530 kg stikstof (42,9 kg per ton). RVO stelde dat – op basis van rapport 284 van Wageningen UR over Mestscheiding op melkveebedrijven: resultaten van MOBIEDIK, Mobiele Mestscheiding in Dik en Dun (hierna: rapport 284) – hiervoor minimaal 700 m3 ingaande drijfmest nodig zou zijn geweest, indien wordt uitgegaan van een zogenaamde schroefpers.
Volgens de forfaitaire gehalten bevat 700 m3 runderdrijfmest (volgens de toenmalige normen) 1190 kg fosfaat en 2940 kg stikstof.
Aan de hand van scheidingsrendementen van fosfaat en stikstof berekende RVO dat er dan door middel van de afvoer van 105 ton dikke fractie zo’n 381 kg fosfaat (3,6 kg fosfaat/ton) en 557 kg stikstof (5,3 kg stikstof/ton) zou zijn afgevoerd. De geconstateerde gehalten waren aanzienlijk hoger en de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de dikke fractie was zelfs hoger dan op basis van de ingaande mest zou kunnen, aldus RVO.
De veehouder stelde dat niet 700 m3 maar een hoeveelheid van 1.259 m3 rundveedrijfmest zou zijn gescheiden. Dan zou de ingaande hoeveelheid fosfaat en stikstof gerekend tegen de forfaitaire normen 2.140 kg fosfaat en 5.288 kg stikstof bedragen. Deze hoeveelheden zouden wel mogelijk zijn op basis van de ingaande mest.
RVO wees in dit verband op het feit dat de scheidingsrendementen die de veehouder dan zou hebben behaald (8% voor het volume, 86% voor stikstof en 65% voor fosfaat) onwaarschijnlijk hoog zijn, voor met een schroefvijzelpers gescheiden rundveemest en wees er ook nog op dat het drogestof gehalte, zoals vermeld op het analyseverslag, voor gescheiden rundveemest onwaarschijnlijk hoog was.
De rechtbank ging mee in de visie van RVO en stelde dat voldoende aannemelijk was gemaakt dat en waarom de door de veehouder opgegeven hoeveelheid afgevoerde dikke fractie van 105 ton geen fractie van gescheiden rundveemest kan zijn geweest. De aangevoerde pluimveemest, het drogestof gehalte van de dikke fractie en het onvoldoende kunnen onderbouwen van de gehalten werkten in dit verband tegen de veehouder. Aan de veehouder werden boetes opgelegd ter hoogte van in totaal € 43.162,- .
Lees hier de volledige uitspraak.