In het vorige bericht over dit onderwerp, werd al aangegeven dat het fosfaatgat op een aantal manieren (tijdelijk) wordt opgelost. Als voorbeelden zijn genoemd:
- Men verhoogt de eindvoorraad op papier. Hiermee schuift men het probleem echter slechts voor zich uit. Het probleem wordt elk jaar groter.
- Ditzelfde geldt ook voor de introductie van een zogenaamde bezinklaag in de mestopslag. De normen die hiervoor gebruikt worden zijn erg hoog en slechts gebaseerd op een beperkt aantal waarnemingen. Door het opnemen van een bezinklaag wordt het tekort voor het betreffende jaar opgeheven, maar let op dat de bezinklaag niet te groot wordt ingeschat;
- Men ‘lost’ het voorraadprobleem op door een eenmalige actie die buiten de wet omgaat. Dit is een oplossing die niet kan en niet mag, maar onder druk van hoge boetes of optie 1 wel voorkomt;
- Men geeft de daadwerkelijke eindvoorraad op en accepteert de consequenties.
In dit bericht wordt verder ingegaan op de omvang van het fosfaatgat. In het algemeen kan worden gesteld dat het vaststellen van een fosfaatgat niet eenvoudig is. Er zijn grotere aantallen waarnemingen nodig van bedrijven waarop zich geen andere bijzonderheden hebben voorgedaan. Na een rondvraag onder bedrijven is een selectie gemaakt van situaties waarvan met zekerheid kon worden gesteld dat hierboven genoemde optie 1,2 en 3 niet hadden plaatsgevonden en beschikten over een beperkt areaal grond. Op basis hiervan is een basisbestand met 155 waarnemingen verzameld. Het gemiddelde van deze waarnemingen is weergegeven in onderstaande tabel.
In de Tabel is het mestvolume (ton), de hoeveelheid fosfaat (kg) en stikstof (kg) in verschillende posten (van beginvoorraad tot eindvoorraad) gegeven. Vervolgens is gekeken naar de mate waarin door de betreffende bedrijven aan de verwerkingsplicht (artikel 14 van de Meststoffenwet) kon worden voldaan. Daarbij is voor stikstof gecorrigeerd voor het stikstofgat, conform de daarvoor gangbare methodiek. Het gemiddelde stikstofgat bedroeg 5.239 kg. Dit is 17,5% van de stikstofproductie. Met de correctie voor het stikstofgat kon voor stikstof vrijwel volledig aan de verantwoordingsplicht worden voldaan. Ook de balans van het mestvolume is vrijwel rond. Voor fosfaat resteert echter een tekort van 478 kg (3,5% van de mestproductie of 2,2% van de totaal te verantwoorden mest). Om dit te compenseren zou toch ruim 100 ton mest nodig zijn.
Een tekort van 478 kg op een te verantwoorden hoeveelheid van 21.801 kg is gezien de spreiding tussen jaren misschien niet direct een factor die opvalt, maar eerder een factor die accumuleert gedurende een aantal jaren. Waarbij pas dan zichtbaar wordt hoe hoog het inmiddels opgelopen tekort is. Na 5 jaar bedraagt het gat (gemiddeld) meer dan 10% en is geen correctie meer mogelijk. Precies daarin schuilt het gevaar.
Op dit moment wordt bij de beoordeling van de mestverantwoordingsplicht slechts in zeer beperkte mate rekening gehouden met een gat in de verantwoording van fosfaat. Het is de vraag of hiervoor niet enige marge zou moeten worden gehanteerd. Zeker wanneer er hoge boetes worden opgelegd zoals nu het geval is en de afwijking dermate gering lijkt. In gerechtelijke procedures waarbij dit argument is aangevoerd heeft de rechter aangegeven dat het aan de wetgever is hiervoor criteria te definiëren, niet aan de rechtbank. Wordt vervolgd!