‘Dit jaar zijn al 1.316 boetes opgelegd voor overtredingen van de Meststoffenwet. Het totaal daarbij opgelegde boetebedrag bedroeg € 8,6 miljoen’. Dat zei minister Schouten onlangs tijdens een interpellatiedebat in de Eerste Kamer. Een gemiddeld boetebedrag van zo’n 6.500 euro dus. Dat lijkt wellicht mee te vallen. Maar let op: Het boetebedrag varieerde tussen van € 100,- tot € 275.000,-. Veel lagere boetes en een aantal fors hoge boetes dus. Bovendien dient te worden opgemerkt dat in een gegeven zaaknummer meerdere boetes kunnen worden opgelegd (bijvoorbeeld overtreding van de gebruiksnorm dierlijke mest, de gebruiksnorm stikstof, de gebruiksnorm voor fosfaat en de verwerkingsplicht) waardoor het totaal opgelegde boetebedrag aan een individueel… Lees meer
Lees verderTijdige actie geboden bij hogere gehalten in aangevoerde mest
Een onzekere factor bij de levering van mest zijn de gehalten die volgen uit de analyse. Hoewel in de meeste gevallen daarvoor redelijk goed een bandbreedte kan worden aangegeven vallen de gehalten soms hoger of juist lager uit dan vooraf verwacht. Vooral bij hogere gehalten kan een situatie ontstaan waarbij daardoor de gebruiksnormen worden overschreden door de aanvoerende partij. Een vervelende situatie die nog vervelender kan worden wanneer daar niet tijdig op wordt gereageerd. Dit blijkt ook uit onderstaand geschil waarin de Rechtbank Overijssel onlangs uitspraak deed. [X] heeft in de periode van maart tot en met april 2012 ongeveer 600 ton mest geleverd aan [A]. Deze mest is gewogen en bemonsterd. Het gehalte aan fosfaat blijkt echter… Lees meer
Lees verderMestfraude of Mestopslag: het verschil tussen overtreder en slachtoffer
Op deze site besteden we met enige regelmaat aandacht aan het belang van het vooraf duidelijk en eenduidig vastleggen van afspraken. Dit geldt zeker als het om de aan- en afvoer van mest gaat. Hier moet een gewaarschuwd mens voor drie tellen. Waarom dat is blijkt onder andere uit onderstaande zaak waarin het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) onlangs uitspraak deed. Uit een strafrechtelijk onderzoek onder de naam “Osagedoorn” is onderzoek gedaan het lossen/afleveren van dierlijke meststoffen waarbij op de vervoersbewijzen dierlijke meststoffen (VDM’s) fictieve afnemers zijn vermeld. Uit het onderzoek komt naar voren dat dierlijke meststoffen vermoedelijk fictief zijn afgeleverd op naam van diverse particulieren, zonder relatienummer. Naar aanleiding… Lees meer
Lees verderDe adviseur als medepleger
Adviseurs zijn over het algemeen zeer betrokken bij de bedrijfsvoering van hun cliënten. Echter net zoals voor hun klanten geldt ook voor de adviseur daarbij het wettelijke kader. Wordt dat (bewust) overtreden dan kan dit worden gezien als medeplegen en dat kan (strafrechtelijke) gevolgen hebben voor zowel de adviseur als zijn of haar werkgever. Een voorbeeld daarvan is onderstaande zaak waarin het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) onlangs uitspraak deed. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was de situatie als volgt: een adviseur was in dienst van een advieskantoor. Een akkerbouwer had een bedrijf, waarvan het grootste deel van de percelen van het bedrijf was gelegen in Duitsland. Het advieskantoor verzorgde voor de akkerbouwer de mestboekhouding en de Gecombineerde Opgave. De laatste betrokkene is een… Lees meer
Lees verderEen nieuwe invulling voor de definitie van Landbouwgrond in het kader van het GLB
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het College) heeft op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure omtrent de beoordelingswijze die RVO.nl hanteert bij het bepalen van het feit of een perceel voor de directe betalingen vanuit het GLB kan worden aangemerkt als landbouwgrond. Voorheen hanteerde RVO daarbij de zogenaamde N-code die op de provinciale natuurbeheerkaarten aan een perceel zijn toegekend. Het College heeft in haar uitspraak bepaald dat deze typering niet leidend mag zijn in de beoordeling. Provincies leggen jaarlijks in de natuurbeheerplannen de verschillende natuurbeheer- en landschapsbeheertypen voor percelen en terreinen vast. Dit gebeurt in het kader van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). In de Basisbetalingsregeling (BBR)… Lees meer
Lees verderNVWA: controle op vanggewassen via satellietdata
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) maakt bekend dat men dit jaar voor het eerst gebruik zal maken van satellietdata bij de controles op de teelt van een vanggewas. Het gebruik van satellietdata is al bekend uit de zogenaamde teledetectiecontroles die RVO uitvoert naar de gegevens omtrent de landbouwkundig beteelde oppervlakte van de bij de Gecombineerde Opgave opgegeven percelen. Met behulp van de satellietdata kunnen de toezichthouders van de NVWA zien of op de percelen waarop dit verplicht is of waarvoor dit is opgegeven bij de Gecombineerde Opgave ook daadwerkelijk een vanggewas wordt geteeld. De NVWA geeft aan dat deze nieuwe werkwijze er voor zal zorgen dat men meer percelen, gerichter kan controleren. Bij percelen op zand- en lössgrond waarop maïs is geteeld is het verplicht om… Lees meer
Lees verderOnafhankelijk monsternemer bij afvoer dikke fractie
Op 17 december 2016 is een wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet vastgesteld en gepubliceerd (Stcrt. 2016, 69127). Deze wijziging heeft betrekking op de introductie van een extra voorwaarde bij de afvoer van vaste mest (dikke fractie) na mestscheiding. Deze voorwaarde is dat deze moet worden bemonsterd door een onafhankelijke monsternemer. De staatsecretaris heeft nu aangegeven dat de wijziging van kracht wordt met ingang van 1 oktober 2017. Achtergrond Vaste mest (dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn), wordt in de huidige situatie handmatig bemonsterd door de vervoerder. Hoewel is voorschreven dat de vervoerder een representatief monster moet nemen, worden met enige regelmaat hoge gehalten geregistreerd. Om te voorkomen dat dergelijke ‘uitbijters’ kunnen worden toegeschreven aan de veehouder die de mest afvoert, wordt de… Lees meer
Lees verderHoe zat het ook weer met de uitrijperioden voor dierlijke mest?
Het is weer die tijd van het jaar dat de vraag relevant is hoe het ook al weer precies zat met de perioden waarin het is toegestaan om op welke grond dierlijke mest toe te dienen. Immers de uitrijdperioden voor dierlijke mest zijn afhankelijk van het type mest, de grondsoort en of er sprake is van grasland of bouwland. Hieronder een kort overzicht van de uitrijdperioden voor gras- en bouwland. In het overzicht daaronder vindt u de uitrijdperioden voor dierlijke mest per maand. Grasland Het uitrijden van drijfmest mag vanaf 16 februari tot 1 september op alle grondsoorten. Het uitrijden van vaste mest is toegestaan vanaf 1 februari tot 1 september op zand en lössgrond. Op… Lees meer
Lees verderHandreiking BEX: van melkkoeien naar melkvee
Een melkveehouder die van mening is dat op zijn bedrijf de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest lager is dan de forfaits in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, kan gemotiveerd van deze forfaits afwijken: de zogenaamde ‘vrije bewijsleer’. Voorwaarde is wel dat deze afwijking overtuigend kan worden onderbouwd en gemotiveerd. Een voorbeeld van een dergelijk motivering is de ‘handreiking bedrijfsspecifieke excretie melkvee’ (kortweg: Handreiking BEX). Deze Handreiking kan worden beschouwd als een vooraf door de overheid geaccordeerde reken- en werkwijze aan de hand waarvan melkveebedrijven af kunnen wijken van de excretieforfaits. Daarbij is het uiteraard wel van belang dat de voorwaarden en verplichtingen die samenhangen met deze rekensystematiek worden gevolgd. Deze voorwaarden en verplichtingen zijn vastgelegd in de zogenaamde Handreiking BEX. In de… Lees meer
Lees verderWijziging voorraad dierlijke mest: onderbouwen en motiveren
Bij procedures die betrekking hebben op het vermeend niet voldoen aan de voorwaarden van de Meststoffenwet komt het regelmatig voor dat de hoogte van de eindvoorraad dierlijke mest in geschil is. Een voorbeeld daarvan is een zaak waarin de rechtbank Gelderland onlangs uitspraak deed (ECLI:NL:RBGEL:2017:2942). Wanneer we spreken over de hoogte van de eindvoorraad dierlijk mest zijn er twee aspecten aan de orde: de omvang van de mestvoorraad (de tonnen) en de gehalten aan stikstof en fosfaat in de mestvoorraad (kg per ton). Met betrekking tot het eerste komt het voor dat de betreffende agrariër aangeeft dat de omvang van de mestvoorraad in eerste instantie niet goed is ingeschat en bij nader inzien hoger… Lees meer
Lees verder