Er is de afgelopen periode al het nodige gezegd en geschreven over de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (de Melkveewet). Hoewel een aantal kernelementen van de Wet nog nader zullen worden uitgewerkt in een AMvB die pas later dit jaar bekend wordt en RVO hier en daar nog een foutje uit de berekeningen van de melkveefosfaatreferentie moet halen, is de kern van de Wet duidelijk: een melkveehouder die in de toekomst zijn bedrijf uit wil breiden moet deze uitbreiding compenseren door meer grond in zijn bedrijf te brengen of de extra geproduceerde mest volledig te verwerken. Het referentiepunt daarvoor is de zogenaamde melkveefosfaatreferentie. Is het overschot op het bedrijf groter dan deze melkveefosfaatreferentie, dan moet de overschrijding van de melkveefosfaatreferentie volledig worden verwerkt of worden geborgd door extra grond.
Melkveehouders kunnen echter ook zonder dat hun melkveestapel groeit, te maken krijgen met een extra hoeveelheid te verwerken mest. Dat komt door de lagere gebruiksnormen in 2015 ten opzichte van die in het referentiejaar 2013. In 2015 zijn, voor vrijwel alle grondsoorten, de fosfaatgebruiksnormen aangescherpt en dat betekent minder plaatsingsruimte en dus – bij een gelijke fosfaatproductie door de dieren – een hoger fosfaatoverschot.
Een voorbeeld: Een melkveebedrijf had in 2013 gemiddeld 100 melkkoeien (melkproductie: 8.800 kg), 40 stuks jongvee onder het 1 jaar en 40 stuks jongvee boven 1 jaar. Dit betekent een fosfaatproductie van 5530 kg fosfaat. Met 40 hectare grasland en 10 hectare mais (alles fosfaattoestand neutraal) had het bedrijf in 2013 een plaatsingsruimte van 4.450 kg fosfaat. Dit betekent dat het bedrijf een fosfaatreferentie van 1080 kg krijgt toegekend. Wanneer de dieraantallen en de melkproductie per koe in 2015 gelijk blijven, blijft ook de fosfaatproductie gelijk blijft aan de 5530 kg fosfaat. Toch zal toch sprake zijn van een hoger overschot voor fosfaat. De plaatsingsruimte daalt immers, door de lagere gebruiksnormen, tot 4.200 kg. Hierdoor ontstaat een verplicht te verwerken melkveefosfaatoverschot van 250 kilo fosfaat.
Een mogelijke optie om dit te voorkomen is om via de BEX, de fosfaatproductie van het bedrijf te verlagen. Wanneer het bedrijf in het voorbeeld er in slaagt via de BEX systematiek de fosfaatproductie met 4,6% te verlagen ten opzichte van de forfaitaire norm past de fosfaatproductie weer binnen de fosfaatreferentie.
Wilt u de gevolgen van de melkveefosfaatreferentie in 2015 voor uw bedrijf doorrekenen dan is het rekenmodel dat het vakblad Boerderij hiervoor ontwikkelde wellicht een aardig instrument. Klik HIER om naar het rekenmodel te gaan.